Tussen het vrolijke geroezemoes van kinderen en kleurrijke knutselwerkjes, banen we ons een weg door de gangen van De Buurt. Dat is een kleinschalig, onafhankelijk schoolinitiatief dat het in vele opzichten net ietsje anders aanpakt dan het doorsnee schooltje om de hoek.

Het gebouw alleen al, met talloze voormalige leefruimtes heringericht als knusse klasjes, doet niet meteen schools aan. Wel huiselijk, charmant en gezellig druk. “Ik noem het een dorpsschool in Gent”, zegt directeur Tim Vandromme trots.

Bouwen aan de toekomst

De Buurt werd in 1976 opgericht als kansenproject om kwetsbare kinderen uit de omliggende wijk een vertrouwde en stimulerende omgeving te bieden. Vandaag volgen er 120 leerlingen les en draait het initiatief vrijwel volledig op de ondersteuning van een geëngageerd team van ouders en vrijwilligers, giften en onderwijssubsidies. De Buurt maakt deel uit van FOPEM en is lid van de Taborgroep.

Toch blijft het hele project een work in progress: een nieuwe keuken installeren (er wordt elke dag vers gekookt), het complex aansluiten op het warmwaternet voor groene energie, de speelplaats vergroenen, … Deze waslijst aan initiatieven noemt Tim het masterplan. “We zijn al meer dan drie jaar in de weer om dit allemaal te verwezenlijken. Eigenlijk ben ik tegenwoordig parttime bouwaannemer”, grinnikt hij.

Samen (op)groeien

Op De Buurt delen kinderen uit alle lagen van de bevolking, met diverse achtergronden en moedertalen, de schoolbanken. Waarom die sociale mix zo belangrijk is? “Diversiteit is een rijkdom en de peers creëren een kansenscheppende context,” legt Tim uit. “Je vriendjes gaan naar een jeugdbeweging of spreken af om samen naar de bib te gaan. Het is gewoon makkelijker om daarin mee te gaan als je wervende voorbeelden hebt.”

De leerlingen werken samen aan grote projecten met een duidelijk doel voor ogen: denk aan het uitgeven van een krant of zelfs het oprichten van een bakkerij. Al doende leren en bakken ervaringen opdoen, daar gaat het om. In elk project vloeit leerstof uit verschillende vakken samen, in overeenstemming met het leerplan. En taal is naast een functionele tool ook de verbindende factor.

Meertaligheid als troef

Op de vraag hoe De Buurt met meertaligheid omspringt, steekt Tim enthousiast van wal: “Meertaligheid moet je benutten. Een rijke moedertaal is de perfecte basis om een andere taal te leren. En hoe meer taalgroepen er zijn, hoe meer het nut van een gemeenschappelijke taal naar boven komt.”

“Maar het omgekeerde is ook waar: kinderen met Nederlands als moedertaal zien meertaligheid echt als iets positiefs. Zo hoorde ik mijn twee dochters, die hier ook op school zitten, onlangs nog zeggen: ‘Wow, die klasgenoot spreekt Nederlands én Frans én Arabisch.’ Ze leren het voordeel van meertaligheid inzien.”

Tweemaal per jaar gaan de leerlingen van De Buurt op uitwisseling naar een school in Couthuin (Wallonië). Tijdens gezamenlijke activiteiten spreken de kinderen Frans en Nederlands door elkaar – een echt taalbad. “Niet dat je op drie dagen tijd een taal oppikt”, merkt Tim op, “maar je hebt toch een drempel overwonnen. Mijn Frans kwam uit de schoolboeken en toen ik de taal voor de eerste keer moest spreken, kon ik wel door de grond zakken.”

Actie maakt interactie

Nu we het toch over taal hebben, snijden we het onderwerp van de verslechterde lees- en schrijfvaardigheid bij kinderen ook maar meteen aan. Hoe zit het daarmee?

Door deel te nemen aan gestandaardiseerde testen begrijpend lezen, houdt Tim de vinger aan de pols. Dat zijn leerlingen vlotjes het Vlaamse gemiddelde halen, schrijft hij toe aan de hoeveelheid interactie die de projectwerking teweegbrengt: “Je kan kinderen nog zo veel taakjes laten maken, om een taal te leren is er interactie nodig. Uit onderzoek blijkt dat de interactieduur van een kleuter op school (waarbij er effectief heen en weer gesproken wordt met een leerkracht) soms niet meer dan 10 seconden per dag is. Dat vind ik echt shocking. Onze projectwerking vergroot voor elk kind de kans op interactie aanzienlijk.”

“Maar die zogezegde achteruitgang is natuurlijk ook voor een stuk framing. Als je de media mag geloven, is er niets meer aan te vangen met het onderwijs. ‘Het is wat hé, dat onderwijs’, zeggen de mensen dan. Je mag er niet te veel naar luisteren, want op den duur wordt het een self-fulfilling prophecy.”

De communicatiekwestie

Communicatie blijft voor De Buurt, met zijn diversiteit aan leerlingen, een van de grootste uitdagingen. “Tijdens een infoavond”, breidt Tim uit, “moet ik bijna een tweesporenbeleid voeren. Hoger opgeleide ouders stellen kritische vragen over onze visie, terwijl andere ouders gewoon willen weten of hun kind hier kan eten.”

“Eigenlijk willen we onze communicatie veel laagdrempeliger, maar je moet mensen ook hun waarde laten. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik ouders een rondleiding geef met een zo toegankelijk mogelijke uitleg, om er dan achter te komen dat ze universitaire diploma’s hebben en hoge functies bekleedden in hun herkomstland. Dan schaam ik me rot, maar die bias speelt helaas altijd.”

“Net daarom blijven we erop hameren dat je voor elk kind hoge verwachtingen mag koesteren. Ben Weyts mag dan wel zeggen dat de lat op vlak van taal en wiskunde hoger moet, als je lagere verwachtingen projecteert op kinderen omdat je ervan uitgaat dat het hen niet lukt, verandert er natuurlijk niets.”

 

O ja. Vóór we deur uitgaan, valt het ons te binnen: “De schermen, hoe worden die gebruikt?”

“Die worden gebruikt op het secretariaat en in de klassen. Tegenwoordig zijn bordboeken de rage in het onderwijs, maar we kunnen onmogelijk voor elke klas een beamer bekostigen. Giften als deze maken echt het verschil.”

 

We nemen afscheid en kijken nog een keer om.

“Schoon hé?”

“Schatten van mensen, jong!”

 

Meer weten over het reilen en zeilen van De Buurt?
Neem een kijkje op de website!

Meer tips, tricks en weetjes ontvangen?